De leeftijd van de 2e BMR-vaccinatie is gewijzigd van 9 naar 3 jaar.

Daarom worden de kinderen tussen 3 en 9 in de komende jaren apart uitgenodigd voor het krijgen van deze vaccinatie. GGD Zeeland nodigt de kinderen uit op een consultatiebureau (of vervangende locatie) in de buurt tijdens, speciaal hiervoor ingerichte, middagen. De uitnodiging komt via het RIVM.

Op het krijgen van een vaccinatie kan je je kind voorbereiden. Jij kent je kind het beste en weet wat werkt. Hieronder volgen enkele tips:

  • Wees eerlijk wat je gaat doen, maar maak het niet groter of kleiner dan het is;
  • Maak samen een plan, wat heeft je kind nodig?
  • Heeft je kind lievelingssokken of T-shirt? Doe die aan;
  • Korte mouwen zijn handig, je kind krijgt de vaccinatie in de bovenarm;
  • Graag een knuffel mee? Prima!
  • Bedenk dat je kind niet “even flink moet zijn” Het spannend vinden mag;
  • Wie gaat er mee? Mama, papa of misschien opa of oma?
    Spreek het alvast af, zodat het niet op het laatste moment voor spanning kan zorgen.

    Op het consultatiebureau:

    Op het consultatiebureau wordt eerst de administratie afgerond. Gegevens worden gecontroleerd en de vaccinatie geregistreerd. Ook de toestemming van het versturen van vaccingegevens naar het RIVM wordt vastgelegd.

    • Is je kind aan de beurt, dan legt de verpleegkundige kort uit wat hij/ zij zal doen en vraagt het kind in welke arm de vaccinatie mag komen;
    • Samen rustig inademen via de neus (3 tellen) en uitademen via de mond (3 tellen) zorgt voor ontspanning;
    • Dingen zeggen als “niet huilen”, “stel je niet aan”, “het gaat even pijn doen”, maar ook “het doet geen pijn” helpen niet en werken averechts;
    • Leg achteraf de aandacht op wat goed ging, ook als het een uitdaging was. “Wat deed je het goed”, “wat heb je goed stilgezeten”. Kinderen onthouden dat het een positieve(re) ervaring was, wat vertrouwen geeft, ook voor een volgende keer. Na afloop geen excuus maken en geen kritiek geven, dit blijft een kind bij.

    Voorbereiden op een prik

    Helpend taalgebruik voor, tijdens en na de prik

    Je helpt je kind door positieve woorden te gebruiken. Woorden kunnen ervoor kunnen zorgen dat de angst bij je kind groter wordt. Dit willen we natuurlijk voorkomen. Daarom hebben we een aantal tips.
    • Wat kun je zeggen voor of tijdens de prik?
    – “Je krijgt medicijnen om te zorgen dat je gezond blijft.” – “Sommige kinderen voelen een drukkend gevoel. Anderen zeggen dat ze niks voelen. Ik ben benieuwd hoe het bij jou voelt.” – “Ik ben bij je en zal je helpen.” – “Omdat mama/papa nu met jou over (een leuke ervaring) praat kan de dokter goed zijn/haar werk doen. Weet je nog toen …” – Tijdens het doen van een spelletje: “Wauw wat doe je dit goed” of “Kom wij doen dit spelletje, dan kan de dokter goed zijn/haar werk doen.”
    • Wat kun je beter niet zeggen voor of tijdens de prik?
    – “Het gaat even pijn doen.” – “Niet huilen.” – “Stel je niet aan.” – “Het doet geen pijn.” – “Hier komt de prik.”
    • Wat kun je zeggen na de prik?
    – “Wat heb je goed stilgezeten.” – “Wat deed je het goed.”
    • Wat kun je beter niet zeggen na de prik?
    -“Je gedroeg je als een baby.” – “Grote jongens/meisjes huilen niet.”

    Tips voor ouders met kinderen van 4 t/m 12 jaar

    Voor, tijdens en na de prik:
    • Voor de prik
    -Vertel je kind dat hij/zij een prik krijgt. Omdat jij je kind het beste kent bepaal je zelf een geschikt moment hiervoor. Dit hoeft niet heel ver van te voren maar wacht ook niet tot het allerlaatste moment. – Het is belangrijk dat je op een neutrale manier vertelt wat er gaat gebeuren. We hebben een aantal uitspraken die je beter niet of juist wel kan zeggen. Lees hiervoor de tips voor helpend taalgebruik. – Vraag aan je kind wat prettig is. Wil je kind misschien bij je op schoot zitten? Of wil je kind iets doen tijdens het prikken? Bijvoorbeeld een woordspelletje of samen in- en uitblazen. Door de afleiding concentreert je kind zich op iets positiefs en plezierigs. Hierdoor is er minder aandacht voor het ongemak dat ze voelen tijdens de prik. – De prik wordt in de bovenarm gegeven. Zorg dat je kind makkelijke kleding draagt met korte mouwen. – Heeft je kind prikangst? Geef dit bij binnenkomst door aan de medewerker. Er is een speciale (afgeschermde) ruimte beschikbaar voor kinderen met meer angst. Je kind wordt extra begeleid in het krijgen van de prik.
    • Tijdens de prik
    – Je helpt je kind door zelf rustig te blijven tijdens het prikken. Praat op een rustige en neutrale toon en straal vertrouwen uit. Op deze manier heb je een positieve invloed op je kind.
    • Na de prik
    -Geef je kind een compliment nadat de prik is gegeven. Je kan ook aan je kind vragen om zichzelf een compliment te geven. Dit heeft een positieve invloed op een volgende prik. – Vraag wat je kind ervan vond. Je geeft hierdoor je kind de ruimte om zijn of haar ervaring te vertellen.